Eerst in 1942 werd het in onze gemeente steeds duidelijker, dat
de bezetting en de oorlog voortduurden. In dit jaar zijn de meeste
georganiseerde verzetshaarden dan ook ontstaan. Want toen kwam de vervolging
van de Joden op gang en werden de burgers verplicht zich in te zetten voor de
Arbeits-einsatz. In dit jaar werd kapelaan F.J. Woestenburg vanuit Tilburg naar
Schijndel - parochie St. Servatius centrum - door de Bisschop overgeplaatst
omdat hij in Tilburg op de reservelijst was geplaatst voor burgers die in
aanmerking kwamen om als gijzelaar te dienen. Als in de kampen het aantal
gijzelqars slonk doordat er gegijzelde landgenoten ernstig ziek werden of
overleden dan werd het aantal gijzelaars door de Duitsers weer op peil gebracht
door de personen die op de reservelijst stonden op te halen. Ook vanuit
Schijndel is kapelaan Woestenburg nog een keer gevlucht omdat hij tijdig een
tip kreeg dat ze hem zouden komen halen. Toen hij na enige tijd terugkeerde
begon hij met het opzetten van het georganiseerde verzet in Schijndel.
Door toevallige omstandigheden kreeg hij een gesprek met een
dienstmeisje van de familie H. Jansen. Van haar hoorde hij dat haar broer Jan
van Zandbeek uit Nijmegen al geruime tijd met het verzetswerk bezig was. Direct
daarna werd er contact met de heer van Zandbeek opgenomen omdat er in onze
omgeving op dit gebied practisch nog niets te doen was in tegenstelling tot de
regio's Nijmegen en Limburg. Vanuit deze gesprekken heeft Schijndel zich toen
bij deze regio's aangesloten. Later bleek dat een erg verstandig besluit te
zijn geweest omdat gewerkt kon worden met de ervaringen die zij reeds hadden
opgedaan.
Er moest niet alleen gezorgd worden voor opvang, huisvesting en
begeleiding van Nederlanders die moesten onderduiken en voor de Engelse en
Amerikaanse vliegtuigbemanningen die door de Duitsers werden neergeschoten.
Nee, daar kwam nog bij dat deze mensen paspoorten, persoonsbewijzen, bonkaarten
en geld moesten krijgen. De heer Woestenburg was een kunstenaar op het gebied
van het namaken van handschriften en handtekeningen. Daarnaast had hij de
beschikking over de benodigde stempels en had hij een voorraad van 100
landbouw-ausweisen. Hij was derhalve goed voorzien en kon op deze wijze menig
dorpsgenoot helpen om in Schijndel te blijven.
Blanco persoonsbewijzen waren niet of zeer sporadisch te
bemachtigen. Voor het verkrijgen van een persoonsbewijs had men wel een aparte
methode die alleen in dringende noodzaak werd toegepast. Een gemaskerde
verzetsmedewerker hield dan op een stille weg een Nederlander aan en dwong hem
dan onder bedreiging van een vuurwapen om zijn persoonsbewijs af te geven. De
betrokken Nederlander kon dan aangifte doen van diefstal of verlies. Voor het
aanpassen van persoonsbewijzen had men een specialist in vervalsingen in
Nijmegen. De koerier voor Schijndel was een hier ter plaatse ondergedoken student - de heer Jan Bantsinger. Jan reisde
steeds met openbaar vervoer en als hij naar Nijmegen moest dan had hij zich te
houden aan een aantal spelregels. Zo moest hij altijd op een bepaald uur 's
avonds terug zijn en zich dan op een bepaald adres melden. Op 12 juli 1944 toen
hij weer met een opdracht in Nijmegen vertoefde en bij de vervalser in de zaak
was, werd er daar een razia gehouden en meldde hij zich 's avonds niet meer. De
verzetsmensen die regelmatig contact met Jan hadden werden gewaarschuwd en
doken onder. Dit bleek een goede reactie te zijn geweest want nog diezelfde
avond wemelden het rond diverse adressen van de SS-ers. Jan wist vanuit zijn
gevangenschap nog een briefje naar buiten te smokkelen en vertelde daarin dat
hij vanwege de martelingen - die zeer ernstig van aard waren - vier namen had
losgelaten. Jan had negen opdrachtgevers en daarom was het nodig dat de
overigen voorlopig ondergedoken bleven.
Anderzijds bleef natuurlijk ook het verzet in de vorm van sabotageacties
en inlichtingen inwinnen en verstrekken een belangrijk onderdeel van het
verzetswerk.
Voor het illegale werk werd ook gebruik gemaakt van een Duitse
verfmeester die in dienst was van de kousen- en sokkenfabriek Jansen de Wit.
Deze anti-Hitler persoon werd echter door de SDAP-Ieider in Brabant benoemd tot
Nationaal Socialistische Duitse Arbeiderspartij-leider in Schijndel, omdat hij
rijksduitser was. Van hem uit kwamen veel betrouwbare informaties over de
bezetter. Inmiddels waren er diverse Nederlanders in Schijndel ondergedoken. Om
deze mensen van voeding en geld te kunnen voorzien werd er met name in de
kerken gecollecteerd voor het Steunfonds Bijzondere Noden. Ook werden hier en
daar in boerenschuren dansavonden georganiseerd, waar men onder de muzikale
klanken van een accordeon kon dansen. De opbrengst hiervan werd eveneens aan
het verzetswerk besteed. Tevens werd een beroep gedaan op de beter
gesitueerden. Maar doordat het benodigde hoeveelheid geld op deze wijze niet
meer bijeen te brengen was is men later met instemming van de regering in
Londen kunnen overgaan tot het sluiten van leningen bij particulieren en
fondsen. Op zeer geraffineerde wijze werden de Duitsers hiermee om de tuin
geleid. In deze regio werden leningen afgesloten tegen afgifte van een papieren
rijksdaalder. Het nummer van het bankbiljet werd dan alleen genoteerd met
daarachter het bedrag dat geleend was. Na de oorlog kon men dan deze
“leenbriefjes" weer inwisselen.
Voor zover de giften tijdens de oorlogsjaren werden genoteerd
heeft men nadien berekend dat er
in Nederland gedurende de oorlogsjaren voor het verzetswerk f
106.357.320,82 is uitgegeven.
Voor deze regio kon een beroep worden gedaan op het
districtskantoor van het Steunfonds dat in Son gevestigd was. Het werd beheerd
door een priester die daar les gaf. De geldkoerierster voor Schijndel was mej.
van Rooy die in Son als onderwijzeres werkte en voor het Schijndelse verzet het
geld meebracht. Maar met geld alleen was het niet te doen. Levensmiddelen
konden slechts verkregen worden als daar bonnen voor werden ingeleverd.
Doordat het aantal onderduikers - Nederlanders, Engelsen en
Amerikanen - steeds groeide werd de behoefte aan bonkaarten ook groter. Binnen
het georganiseerde gebied - Noord Limburg-Nijmegen-Oss en Schijndel - waren
maandelijks tenminste 3000 bonkaarten nodig. Om daar aan te komen moest
maandelijks een distributiekantoor worden overvallen en beroofd.
Ook in onze gemeente was reeds een knokploeg samengesteld.
Kapelaan Woestenburg fungeerde als knokploegleider en de heer Klaassen - een
directie-secretaris van Jansen de Wit - vervulde de functie van secretaris en
was plaatsvervangend knokploegleider. De leden van de knokploeg waren jonge
mannen in de leeftijd van rond de 20 jaar. Deze jongelui waren allen in
Schijndèl ondergedoken. De kapelaan had heel bewust voor deze constructie
gekozen. De knokploegleden moesten ter plaatse ook allerlei hand- en
spandiensten verrichten zoals het bezorgen van geld en bonkaarten bij de
onderduikadressen. Doordat zij voor de Schijndelse bevolking vreemden waren was
het moeilijker dat zij met naam en toenaam herkend zouden worden voor het geval
er wat mis zou gaan.
Doordat Schijndel een uitgestrekt buiten gebied had was deze
gemeente een uitermate geschikte plaats voor onderduikers. Voordat echter aan
een burger gevraagd werd om onderduikers op te nemen werden wel enkele aspecten
goed onder ogen gezien en afgewogen. Namelijk of de betreffende burger te
vertrouwen was - of hij gehuwd was en een gezin met kleinere en schoolgaande
kinderen had - of hij het financieel zou kunnen bekostigen en hoe van daaruit
eventuele vluchtwegen lagen. Werden al deze vragen positief beantwoord dan werd
het voorstel bij de betrokken familie heel voorzichtig aangeroerd. Anderzijds
waren er in het centrum van de gemeente ook enkele onderduikmogelijkheden. Het
betrof hier twee huizen, waarin vrijgezellen woonden. Het meeste verzetswerk
hier was voornamelijk van humanitaire aard.
Behoudens die dorpsgenoten die kort bij de spoorlijn woonden
merkten niet veel mensen van het brute oorlogswerk of van de bezetting. De
spoorlijn Boxtel - Wezel heeft gedurende de hele oorlogstijd veel te verwerken
gehad. Het was voor de bezetter een van de hoofdaders naar het grote rijk.
Behoudens het vervoer van troepen en materiaal werden ook veel treinen vol met
Franse krijgsgevangenen over deze lijn naar Duitsland afgevoerd.
Medio 1942 werden we meer bij het oorlogsgebeuren betrokken.
Toen moest de kweekschool van de Zusters in de Pastoor van Erpstraat ontruimd
worden omdat er de militairen van de Flakausbildungs Abteilung daar hun
onderdak wilden hebben.
Vrijwel dagelijks zag de bevolking toen een of meerdere pelotons
van deze eenheid al zingend richting Wijbosch marcheren waar in de duinen de
conditie op peil werd gehouden en strategische oefeningen werden verricht. Een
inwoner van Wijbosch had zich echter een stuk duin toegeëigend om er
aardappelen te telen. Om te voorkomen dat de kinderen die er regelmatig kwamen
spelen zijn aardappelveld zouden vernielen had hij een grote hoeveelheid
kapotte flessen in het zand verwerkt. De Duitsers die ook dat gedeelte als
oefenterrein gebruikten hebben naarstig gezocht naar de aardappelteler omdat
zij meenden met een vorm van sabotage van doen te
hebben. Maar zoals de Nederlanders toen waren - men wist van niets.
Kleinere sabotagepraktijken werden uiteraard hier ter plaatse zo
nu en dan ook wel eens uitgevoerd. Zo werd begin maart 1942 in de plaatselijke
bioscoop een propagandafilmavond verzorgd voor de NSB. Tijdens de
filmvoorstelling werden voor de banden van de bestelauto van de film
organisatie plankjes met grote spijkers erin gelegd. Het gevolg was dat bij het
vertrek uit de gemeente de banden helemaal werden stukgereden. De bezetter
legde toen aan de gemeente een boete op van f 1.000,-. De bezetter eiste
dit geld als zoengeld. Hiermee moest de aangerichte daad "verzoend"
worden. Bij de gemeente werd een kohier (belastingregister) tot dat bedrag
opgemaakt en 247 Schijndelse inwoners brachten samen dit bedrag bij elkaar.
Naarmate de tijd van de oorlogsjaren vorderde vonden er meer
incidenten in onze gemeente plaats. Op 9 augustus 1944 werd een landwachter -
dit was een lid van de door de NSB ingestelde soort van politieorganisatie -
zwaar mishandeld. Als straf hiervoor eiste de betreffende Duitse instantie dat
100 Schijndelse mannen voor drie maanden in de provincie Zeeland zouden gaan
werken en dat 100 rijwielen zouden worden ingevorderd. Na diverse moeizame
onderhandelingen bracht men het eraf met de levering van 10 rijwielen.
De knokploeg begon zich echter ook wat meer bezig te houden met
sabotage-werkzaamheden. Zo werd in een tijdsbestek van een week de voor de
Duitse organisatie zo'n belangrijke spoorlijn Boxtel - Wezel onder Schijndel
enkele keren zodanig met koevoeten en breekijzers bewerkt dat het
treinenverloop grote stagnatie ondervond. De opzet was om een trein met gijzelaars
te laten ontsporen maar later bleek de trein gevuld te zijn met gestolen
goederen en textiel. Het gevolg hiervan was dat de gemeentesecretaris - omdat
de burgemeester buiten de gemeente was - werd ontboden bij de Duitse chef van
het station Boxtel. En daar was ook een Hauptmann van de Wehrmacht bij
aanwezig. Door de woedende heren werd gelast dat elke nacht 20 Schijndelse
burgers tussen de 25 en 35 jaar oud met een politieman uit de gemeente
Schijndel en Veghel om 21.00 uur moesten aantreden bij het plaatselijk
politieburo. De politieagent moest dan samen met die 20 burgers van 22.00 uur
's avonds tot 05.00 uur 's morgens het baanvak Schijndel - Veghel bewaken. De
burgemeester moest de namen van de daarvoor uitgekozen plaatsgenoten doorgeven.
De bezetter eiste wel dat het een groep personen moest zijn
voortkomend uit de groep van rijken en aanzienlijken. Als er met deze bewaking
nog sabotage aan de spoorlijn zou worden gepleegd dan kon de bevolking rekenen
op de volgende straf: Op de markt zou dan 1 op de 10 mannen - 1 op de 50
vrouwen en 1 op de 100 kinderen worden doodgeschoten of opgehangen.
Doordrongen van deze gruwelijke maatregel werd door de
burgemeester een vergadering belegd waarbij de notabelste ingezetenen waren
uitgenodigd en unaniem werd geadviseerd de gegeven bevelen op te volgen. De
bewaking heeft echter maar enkele dagen geduurd en de daarvoor aangewezen
personen maakten van het wachtlopen geen problemen.
Bewogen door de ideologie of om er materieel beter van te worden
ten koste van landgenoten, werden ook in Nederland mensen lid van de NSB. De
overgrote meerderheid zette zich volledig in ten gunste van de Duitse bezetter
en ze waren tot de meest lage daden jegens de eigen landgenoten in staat. Een
van de beruchtste NSB'ers in deze regio was 'n man die als bijnaam "de
Kin" had. Hij was een schrikbeeld voor de hele regio. De Kin was ook menig
keer in Schijndel geweest om verraden onderduikers op te halen of om jonge
mannen te arresteren die dan voor de Arbeits-einsatz werden ingezet. Om te
voorkomen dat er onderduikers werden opgehaald had men een alarmsysteem
bedacht. De Kin meldde zich steeds bij de plaatselijke politie. Kwam hij om
onderduikers op te halen, dan werden er vanuit het politieburo twee mensen
gewaarschuwd en werd de Kin enige tijd aan de praat gehouden. De twee getipte
personen waarschuwden dan elk weer twee personen en zo strekte het informatie-web
zich steeds verder uit. Kwam de plaatselijke politie vergezeld van de Kin en
zijn mannen op het bewuste adres aan dan waren de gezochte onderduikers
inmiddels lang en breed uitgevlogen. Slechts eenmaal heeft één persoon zijn
plicht in het alarmsysteem verzaakt en het gevolg was dat de ter plekke
aangetroffen onderduikers werden gearresteerd en op transport gesteld naar
Duitsland. Het Schijndels verzet zou geen goed verzet zijn geweest als zij zich
hierbij zouden hebben neergelegd. Op het station in Boxtel hebben zij de
gearresteerde onderduikers weer weten weg te toveren waardoor zij behoed bleven
voor verder transport met alle gevolgen vandien.
Als de Kin jonge mannen nodig had voor de Arbeits-einsatz dan
ging hij op zondagmorgen naar een kerk en probeerde de mannen op te vangen als
zij uit de kerk kwamen. Dit probeerde hij ook enkele keren bij de kerken in
onze gemeente. Maar als hij met zijn manschappen voor het kerkgebouw stond dan
kwam er steeds op een of andere wijze iemand met dit bericht in de kerk. Bij de
eerste banken werd het bericht afgegeven en het liep als een lopend vuurtje
naar de laatste bank. De jonge mannen konden dan via de sacristie het
kerkgebouw aan de achterzijde verlaten en stond de Kin na de kerkdienst voor de
kerk tussen oude mensen, vrouwen en kinderen en moest dan steeds met lege
handen huiswaarts keren.
Omdat de schade die hij onder de burgers in de regio en het
verzet aanrichtte te groot begon te worden werd er een mogelijkheid gezocht om
hem onschadelijk te maken. Hij moest geliquideerd worden. Aanvankelijk had de
Bossche knokploeg deze opdracht gekregen. Maar voordat men daar tot de
liquidatie had kunnen overgaan waren de vier knokploegleden reeds gearresteerd
en gefusilleerd. Toen werd een beroep gedaan op de Schijndelse knokploeg om
deze opdracht over te nemen en uit te voeren. Binnen de Schijndelse ploeg
kregen Zwarte Kees en Lange Piet de opdracht. Voorzien van revolvers en enkele
foto's van de Kin trokken zij op pad. Binnen 14 dagen wisten
zij hun opdracht tot een goed einde te brengen. Op een zekere middag zaten
beide heren op het terrasje van café Royal in de Visstraat in Den Bosch een
pilsje te drinken toen de een tegen de ander zei: "Verrek, daar gaat
ie". Hij werd vergezeld door zijn vrouw. Na eerst geld op tafel te hebben
gelegd voor de genuttigde consumpties zijn Zwarte Kees en Lange Piet de Kin
gaan volgen. Via de Hoge Steenweg en Markt kwam het gezelschap in de Kerkstraat
terecht en voor boekhandel Heijnen hebben zij de Kin geliquideerd waarbij ook
zijn vrouw - niet levensgevaarlijk - door een kogel werd getroffen. Het bericht
over zijn heengaan werd in de hele regio met een verademing ontvangen.
24 Juli 1944 was de dag die uitgekozen was om het Schijndelse
distributiekantoor te overvallen. Kapelaan Woestenburg had de hele operatie
voorbereid en de uitvoering werd gedaan onder supervisie van Peter Zuid. Peter
Zuid was de man die tijdens de bezettingsjaren de leiding had over het gehele
verzet in zuidelijk Nederland. De overval moest 's middags om tien voor half
twee plaatsvinden. Dit tijdstip was gekozen omdat er dan slechts één
politieagent op het kantoor aanwezig was in plaats van het gebruikelijke aantal
van twee.
De actieve leiding was in handen van Zwarte Kees en Lange Piet.
Kapelaan Woestenburg die in de pastorie zijn kamer aan de voorkant van het
gebouw had zou als teken van veiligheid zijn raam een beetje omhoog schuiven.
De hele overvalploeg bestond uit 35 personen, zes van hen zouden
de overval plegen en de rest bleef op de uitkijk staan. Nauwelijks waren zij
tot de overval overgegaan, toen de tweede politieagent zich in het strijdgewoel
begaf. Hij was - zo bleek later - door een kleine jongen geattendeerd op een
schietpartij bij het St. Servatiusgebouw waar het distributiekantoor was
gehuisvest.
De agent schoot door de bovenkant van de ramen en mikte op de
banden van de fietsen, waar de overvallers mee gekomen waren. Lange Piet - een
scherpschutter had echter het aantal
schoten van het politiewapen geteld en toen het magazijn leeg was schoot Piet
nog enkele keren rakelings over de op straat liggende agent heen. Deze bleef
echter zo stil en roerloos liggen dat Lange Piet in de veronderstelling leefde
de agent te hebben doodgeschoten. De overval was geslaagd. Er werd op één na
de grootste buit aan distributiebonnen van het hele land behaald. Enige minuten
later zat kapelaan Woestenburg op zijn kamer - schuin tegenover het
distributiekantoor - 2500
bonkaarten en 1500 rookkaarten te tellen. Dezelfde dag nog
werden de bonnen op transport gesteld en gingen via Dinther naar Nijmegen voor
verdere distribuëring.
Medio augustus kwam via diverse geheime kanalen het bericht
binnen dat de gevangenen van het concentratiekamp Vught op transport gesteld
zouden worden naar Duitsland. Omdat voor de knokploeg Nijmegen de grond in
Nijmegen te heet werd onder de voeten waren zij reeds naar Schijndel afgereisd.
Hier zou het sein afgewacht worden wanneer tot de aanval op het
concentratiekamp kon worden overgegaan. Pessimisten beweerden dat een overval
op kamp Vught gelijk zou staan met zelfmoord - men had niet eens voldoende wapens
en men moest beseffen dat een concentratiekamp niet te vergelijken was met 'n
distributiekantoor. Maar de fanatiekelingen rekenden voor hoeveel mensenlevens
er gered konden worden. De overval werd echter uitgesteld tot een gunstiger
tijdstip. Inmiddels probeerden de knokploegen wel de afvoerwegen naar Duitsland
te saboteren zoals de reeds omschreven sabotage aan de spoorlijn onder de
gemeente Schijndel waar zij uit de ontspoorde trein enkele Duitse uniformen
wisten mee te nemen.
Toen er van een aanval op het concentratiekamp Vught helemaal
werd afgezien kregen de knokploegen opdracht zich naar Venlo te begeven. In
Schijndel zat reeds enige tijd een donkere en gespierde uit Rotterdam
afkomstige oud-militair Paul ondergedoken. Hij was hierheen gevlucht omdat hij
gezocht werd voor jodenhulp. Paul sloot zich aan bij de hier gevestigde
knokploegen en reisde mee naar 't Limburgse. Gebruik makend van de chaos op de
Nederlandse wegen sinds Dolle Dinsdag zou het niet opvallen dat zij met drie
oude wagens ook op de weg zaten waarvan er één geen remmen en geen claxon had.
Ook de niet volledige Duitse uniformen zouden geen belemmering hoeven te zijn.
Bij de ontspoorde trein hadden zij twee petten en vier jasjes kunnen
bemachtigen.
Voor de karavaan vertrok werden de wagens nog gecamoufleerd met
een paar voetbalnetten waarin wat dennentakken waren gestoken. Dit was
afgekeken van de Duitsers om zich wat tegen gealliëerde luchtaanvallen te
beschermen. Degenen die het beste Duits spraken moesten zich kleden met een
officiersjasje en een dure braniepet.
Afgesproken werd dat alle controles zouden worden overbluft door
"Spezieller Auftrag" te snauwen. Mochten de Duitsers dan ter plekke
vervelend worden zou men doorrijden en vanaf de achterbak het vuur op de Duitsers openen.
Onderweg konden zij menigmaal begroetingen van Duitse soldaten in ontvangst
nemen. Vervelend werd het echter in Bakel toen een van de wagens het vertikte
om verder te gaan. Toen aan wat ginnegappende kinderen werd gevraagd of ze mee
wilden helpen duwen - want zij konden dat moeilijk zelf doen met hun
burgerbroeken onder het officiersjasje aan - werden ze vierkant uitgelachen.
"Laat ze maar kapot vallen", zeiden een paar volwassenen. Het werd
nog kritieker, toen er enkele onopvallende figuren kwamen aangedrenteld die de
rechterhand allemaal losjes in de broekzak hielden. Gelukkig kreeg men contact
met de knokploegleider en werd de zaak opgelost. Uit het gesprek bleek
vervolgens, dat de knokploegleden al toestemming hadden gekregen om het
reizende gezelschap overhoop te schieten.